Het coachen van hondse
Door Judith Lissenberg


Bewegen doe je niet zo maar. Een hond moet leren bewegen. Hoe kun je als eigenaar je hondse atleet daarbij het beste coachen? In de Verenigde Staten zijn daar nog niet zo lang geleden twee interessante boeken over verschenen.

Honden springen en wij vinden dat doorgaans heel gewoon. Daardoor wordt vaak te weinig tijd en training besteed aan het zo efficiënt en veilig mogelijk laten springen van een hond. De hond altijd dezelfde hoogte laten springen (waardoor hij zijn sprongen niet leert berekenen) en het ontbreken van een goede warming-up (het doen van wat volgoefeningen buiten het hindernisparcours heeft daar niet echt heel veel mee te maken) zijn twee veel voorkomende problemen.

Springtraining eist enige kennis en voorbereiding. Maar het gebeurt in Nederland dat je als beginnende  en vaak onwetende  cursist mee kan doen met een cursus behendigheid waarbij niet gevraagd wordt naar bijvoorbeeld de leeftijd, conditie of gezondheid (heupen!) van je hond. En hoe springt een hond eigenlijk? En waarom springt hij zo? Vaak wordt dat niet uitgelegd. Als-ie maar springt en als de balkjes maar blijven liggen, dan is het al snel goed.

Peak Performance: Coaching the Canine Athlete
Auteur: M. Christine Zink
Uitgever: Canine Sports Productions © 1997
ISBN: 1-888119-02-0

In 'Peak Performance: Coaching the Canine Athlete' gaat Christine Zink in op het voorbereiden van honden op atletische inspanning. Ze schreef dit boek niet alleen voor eigenaren die op wedstrijdniveau willen werken, maar ook voor degenen die gewoon recreatief met hun hond bezig willen zijn. Zink is in Amerika een autoriteit op het gebied van sporthonden. Ze verzorgt onder de titel 'Coaching the Canine Athlete®' seminars en geeft daarnaast adviezen over medicamenten in de hondensport, bouw en beweging van honden en conditietraining.

'Peak Performance' is een wat algemeen, maar wel informatief boek over hoe je je hond op lichamelijke inspanning kunt voorbereiden. Aan bod komen zaken als anatomie en prestatie, bouw en beweging, het uitzoeken van een pup, de verzorging van tanden, oren, vacht en nagels, het in conditie brengen van de hond, blessures en gezondheidsproblemen die prestaties kunnen beïnvloeden, medicamenten en de invloed van stress op de 'prestatiehond'.

Jumping from A to Z: Teach Your Dog to Soar
Auteurs: M. Christine Zink & Julie Daniels
Uitgever: Canine Sports Productions © 1996
ISBN: 1-888119-00-4

Zink schreef haar tweede boek, 'Jumping From A to Z: Teaching Your Dog to Soar' (soar betekent zoveel als zweven, hoogvliegen), samen met Julie Daniels, een specialist op het gebied van behendigheid en hondengedrag. Deze uitgave behandelt de springtraining die nodig is om mee te kunnen doen aan gehoorzaamheid, behendigheid en flyball. 'Jumping From A to Z' gaat een stuk dieper op de materie in en is dan ook het interessantst om te lezen. Zink en Daniels schreven het boek omdat ze merkten dat eigenaren en trainers graag meer wilden weten over hoe hun hond in elkaar zit en hoe hij optimaal kan presteren, terwijl over deze onderwerpen maar weinig informatie beschikbaar was.

Volgens de auteurs vinden de meeste honden springen leuk. Ze springen niet alleen om ergens overheen te komen, maar ook om te uiten dat ze zich goed voelen. In het hoofdstuk 'Canine structure' worden de verschillen uitgelegd tussen de bouw van een hond en een paard. Honden zijn, mede dankzij een meer flexibele ruggengraat, veel atletischer dan paarden. Veel honden kunnen tweemaal hun (schoft)hoogte springen, een paard komt nog niet aan anderhalve keer zijn eigen hoogte. Een hond rent in verhouding tot zijn formaat bovendien vijftien keer harder dan een paard. 'Jumping From A to Z' gaat uitgebreid in op botten, spieren, hoekingen en op het waarom een hond vanwege zijn lichaamsbouw iets wel of juist niet kan. Hoe zit de hondenvoet in elkaar? Hoe werkt een voet? Wat is het verschil in functie tussen een katten- en een hazenvoet?

Springstijlen

In 'How do they do it?' leggen de schrijvers de mechaniek van het springen uit. Hoe springen honden? Maakt het uit hoe ze tijdens de sprong hun achterpoten houden? Hoe ver van een sprong moet een hond afzetten? Daarbij worden verschillende springstijlen ('jumping styles') uitgelegd, waaronder de vijf meest voorkomende posities van de achterpoten tijdens het springen. Het is niet zo dat één van die posities de beste is. De hond gebruikt gewoon die stijl die hem op dat moment het beste uitkomt.

Bij de full stretch zijn de achterpoten helemaal naar achteren uitgestrekt. De hond moet hiervoor een heel flexibele rug hebben. Honden met korte ruggen en brede borsten gebruiken deze sprong minder dan langere, slankere honden. De full stretch wordt het meest gebruikt als de hond met een behoorlijke snelheid over een vlak terrein gaat. De relaxed stretch is gelijk aan de full stretch, maar dan met de achterpoten niet helemaal uitgestrekt. Deze positie wordt gebruikt door honden die met vertrouwen springen, maar niet zo intens springen als honden die de full stretch gebruiken.

Bij de full tuck worden de achterpoten samengetrokken onder het lichaam, met de hakken parallel aan de grond. Deze stijl gebruiken honden meestal als ze voorzichtig springen (ze kunnen vanuit deze positie snel hun achterpoten weer aan de grond zetten), bijvoorbeeld als ze hoog moeten springen of na een sprong snel moeten draaien. De back tuck is als de full tuck, maar nu met de hakken naar achteren wijzend, haaks op de grond. Deze positie wordt meestal gebruikt door sterke springers die intens springen en een flexibele rug hebben, en veel gezien bij honden die na een sprong onmiddellijk moeten draaien. Bij de relaxed tuck hangen de achterpoten ontspannen loodrecht naar beneden. Voor een aantal rassen, met name de Labrador Retriever, is dit een typische spronghouding. Maar de relaxed tuck wordt ook gebruikt door andere honden die zich wel zeker voelen, maar toch hun achterpoten stand-by willen hebben voor actie.

Niet alleen de achterpoten, maar ook de voorpoten en de kop kunnen tijdens het springen diverse posities hebben. De hond kan zelfs in de lucht nog van positie veranderen om goed over een sprong te komen, bijvoorbeeld door middel van de kick-back (om de sprong niet te raken), de kick-forward (voor meer vaart) en de hip-swivel (zwaai/draai met de heupen om in de goede richting uit te komen).

Mikado

'Jumping From A to Z' bevat een compleet trainingsprogramma. Dat begint bij de vaak vergeten basis: de hond moet eerst leren hoe hij zijn poten moet neerzetten (coördineren) voordat hij kan gaan springen. Een goede oefening daarvoor is de hond over de treden van een op de grond neergelegde ladder te laten lopen. Daarna kunnen er stokken op de grond worden gelegd, waarover de hond kan lopen. Varieer daarbij de afstand en leg hier en daar een stok iets schuin, adviseren Zink en Daniels. Door dit tricky stepwork leert de hond zijn stappen aan te passen. Je kunt honden al op jonge leeftijd leren om over paaltjes te stappen. Laat de pup over springbalken lopen die als een soort mikado op de grond zijn neergelegd, daardoor leert hij zijn voeten hoger op te tillen. Al deze oefeningen hebben te maken met awareness, zoals Zink en Daniels dat noemen: de hond leren zich bewust te worden van wat hij allemaal met zijn lijf en poten kan.

Pas als de hond al het grondwerk beheerst, gaat de springtraining de hoogte in met een cavaletti. Zodra de hond weet wat hij allemaal met zijn lichaam kan, kun je gaan springen in een cirkel. Daarna kunnen de sprongen in figuren als golven of achten worden neergezet. Vervolgens kunnen er volgens het trainingsprogramma drie sprongen in verband worden gezet om het terugroepen van of vooruitsturen over een hindernis te oefenen. Vervolgens wordt de training uitgebouwd met groepen van vier sprongen, dubbele oxers en breedtesprongen.

Daarna kan de hond door naar het volgende niveau: power jumping. Daarbij leert de hond door ervaring zijn sprongen te berekenen: heeft hij een extra pas, een halve pas of slechts een 'bounce' nodig om over een sprong heen te komen? Afwisseling is volgens Zink en Daniels uitermate belangrijk. Zorg er voor dat er doorgaans geen sprong hetzelfde is, anders zakken de honden af naar ritual jumping, ofwel springen op de automatische piloot. Het boek gaat vervolgens verder in op het leren springen specifiek voor de gehoorzaamheid (zoals apport over een sprong), behendigheid (met de bijbehorende commando's om de hond te sturen) en flyball (waar snelheid van groot belang is).

Fouten en problemen

Tot slot komen de springproblemen aan bod, zoals het afgooien van balken, omver springen van hindernissen, popping jumps (pas op het laatste moment afzetten en springen) en overjumping (te hoog en daarmee niet efficiënt springen). De tip die Zink en Daniels geven als de hond bijvoorbeeld balken afspringt: maak video-opnamen van je hond, zodat je precies kunt zien waar het probleem ligt.

De meest gemaakte fouten bij springtraining? De auteurs van 'Jumping From A to Z' stelden de volgende top vijf samen:

1. De riem omhoogtrekken als de hond springt, de hond verliest daardoor balans.
2. Altijd op dezelfde hoogte springen, hond verliest daardoor zijn interesse en alertheid.
3. Straffen, de hond verliest daardoor zijn zelfvertrouwen.
4. Een sprong verhogen omdat de hond een lagere sprong steeds raakt (gevaarlijk, de hond kan gewond raken).
5. Je hond de schuld geven van springproblemen ('Hij is eigenwijs, lui').

De hond die springt wel, maar als wij hem goed coachen springt hij een stuk bewuster, beter en veiliger!

Meer informatie over (het bestellen van) bovengenoemde boeken en het coachen van hondse atleten is terug te vinden via de website van Canine Sports Productions
Rekken en strekken

De boeken 'Peak Performance' en 'Jumping From A to Z' gaan uitgebreid in op het belang van de warming-up voordat je aan (spring)training begint. Je kunt je hond bijvoorbeeld een quick rubdown geven door met je handpalmen over zijn lijf te wrijven. Werk van de neus via de zijkanten van het lichaam naar de staart, zodat de hond zich bewust wordt van al zijn lichaamsdelen. Een andere opwarm-oefening is de stretch, waarbij je de hond de gelegenheid geeft om zijn ruggengraat te strekken. Rubdown en stretch hoeven bij elkaar niet veel langer dan negentig seconden te duren.

Sommige honden rekken en strekken hun rug graag. De hond tegen je op laten springen en dan een stapje terug doen, of de voorpoten van de hond terwijl je zit in je schoot of op je schouders leggen, kan een stretchbeweging uitlokken. Je kunt de hond al jong leren stretchen door een pup, als hij wakker wordt, met de ene hand onder de borst te pakken en met de andere hand bij de achterpoten te nemen, die je vervolgens iets omhoog brengt. De hond rust dan op zijn voorpoten, met zijn kop naar beneden, en zal dan haast vanzelf zijn rug aan- en ontspannen. Zink en Daniels beschrijven deze upside-down stretch nog wel in hun boek maar raden hem niet langer meer aan, omdat gebleken is dat niet iedereen deze greep goed uitvoert.

Verder zijn er nog verschillende oefeningen om een hond zaken als soepelheid, balans, vaardigheden en coördinatie aan te leren, bijvoorbeeld kunstjes als vangen, opzitten of kruipen. Leer de hond met zijn voorpoot zwaaien terwijl hij zit, of laat hem achteruit lopen. Je kunt hem volgens Zink en Daniels zelfs leren om (natuurlijk langzaam en onder begeleiding) achteruit de trap op te gaan, de zogeheten back-up. Als de in conditie gebrachte hond eenmaal uitgesport is, volstaat volgens de Amerikaanse auteurs een cool-down van vijf minuutjes rustig wandelen.
© Dit artikel werd eerder gepubliceerd het themanummer beweging (april 2000) van LosVast, het contactblad van de Nederlandse Vereniging van Instructeurs in Hondenopvoeding en -opleiding (O&O)